In Griekenland aten de mensen vroeger heel veel gezonden dingen en elke maaltijd was een feest. Dat was dan alleen bij de rijke mensen, want die konden het betalen. Elke dag hadden ze hetzelfde eetpatroon. In de ochtend aten ze meestal niet zo heel veel. Het ging er om dat je niet met een lege maag de dag begon. Als eerste begon je met gerstencake, daarna volgde je met gerstenpap met bosbessen, en tot slot gedroogde druiven. In de middag moest je volgens geleerden een lichte lunch nemen, want je moest daarna weer aan het werk, behalve de rijke mensen. Ze aten gerstenbrood met geitenkaas, een ei, gezouten of gerookte vis en tarwe brood. Dit vonden de Griekse geleerden niet zo zwaar verteerbaar. In de avond aten ze het meeste en veel speciale gerechten. Ze aten duif, kip en worstjes. Ook namen ze soep met linzen, kikkererwten, bonen en prei. Voor de rest aten ze heel veel vruchten, zoals sinaasappels, bananen, en nog veel meer fruit. De gewone aten bijna nooit volgens dit eet programma. Zij aten de gerechten we,l alleen niet vaak. Daar hadden ze het geld niet voor. De slaven konden hier helemaal niet aan beginnen, want zij kregen per dag maar 3 of 4 aard appels en een kan water. Daar kan je natuurlijk niet van leven als volwassenen en als kind. De slaven moesten dan ook nog eens de hele dag werken in de brandende zon die wel 45 graden kon zijn. En als ze even wilde pauzeren dan kregen ze er van langs met de zweep. De meeste slaven werden daarom ook niet zo oud.